Waelestein

Min of meer aan de Waalhaven, op geringe afstand van Oud-Charlois, staan twee forse gebouwen. Samen vormen ze woonzorgcentrum Waelestein. Het laagste gebouw, een pand uit het midden van de jaren zestig, biedt huisvesting aan ongeveer honderd bewoners. Het meer uit de kluiten gewassen jongere broertje, een woontoren van vijftien verdiepingen, bevat 83 woningen voor zelfstandig wonende ouderen. Het duo aan het Schulpplein is een twee-eenheid, waarvan de prenatale oorsprong kan worden gevonden in 1957. Op 14 februari van dat jaar kwamen alle gereformeerde kerken van de linker Maasoever samen om de huisvesting van bejaarden te bespreken. De kerken, bijeen op initiatief van de gereformeerde diaconie van Rotterdam-Charlois, besloten een stichting op te richten met als doelstelling: het exploiteren van bejaardenhuizen. Dit besluit is de diepste wortel van Waelestein, al zou het nog ruim acht jaar duren voordat het huis aan de Waalhaven in gebruik kon worden genomen. Op 27 maart 1965 was de officiële opening.

Na 14 februari 1957 kwamen acht gereformeerde kerken met een officiële bereidverklaring om deel te nemen in de Stichting Gereformeerde Bejaardentehuizen Linker Maasoever. Het ging om de kerken van Charlois, Feijenoord, Heijplaat, Hoogvliet, Pernis, IJsselmonde, Zuid (Katendrecht) en Zuidwijk. Uiteindelijk werd de stichtingsakte gepasseerd op 10 januari 1959. Enkele weken later zegden twee kerken een bedrag van 250.000 gulden toe. In het voorjaar van 1960 kregen de voorbereidingen voor de bouw van Waelestein nog meer inhoud toen er vier adviseurs werden benoemd voor medische, bouwkundige, technische en financiële zaken. De kerk van Pernis trok zich tussentijds terug omdat men, samen met de lokale Nederlandse Hervormde kerk, in het voormalige vissersdorp zelf een bejaardenhuis ging bouwen. Toch zou de stichting acht deelnemende kerken blijven tellen. In 1964 trad namelijk de op 1 januari van dat jaar geïnstitueerde gereformeerde kerk van Pendrecht toe.

Het door architectenbureau Leo de Jonge ontworpen bejaardenhuis verrees niet, zoals aanvankelijk de bedoeling was, aan de Voornsevliet. De grond aldaar bleek bij nadere inspectie ongeschikt om op te bouwen. Zo moest de stichting op zoek naar een alternatieve bouwplek. Die werd gevonden aan het Schulpplein. Op 28 december 1962 ging de eerste paal de grond in. Korte tijd voor dit feestelijke moment had het stichtingsbestuur de verzorgingsprijs vastgesteld op 245 gulden per maand.

Tijdens de bouw, die ongeveer twee jaar in beslag nam en waarvoor nog eens 250.000 gulden moest worden geleend van een pensioenfonds, werden zestig potentiële namen ingediend voor het bejaardenhuis.

Er zaten suggesties bij als ‘Het Goede Vooruitzicht’, ‘Ana Paulis’ en ‘Het Smalle Pad’, maar de voorkeur van het bestuur ging uit naar ‘Waelestein’, de naam van een boerderij die vroeger stond op de plek waar het bejaardenhuis langzaam maar zeker uit de grond kwam.

Nog voor de officiële opening, opgeluisterd door bestuurders in het zwart en hun echtgenotes in het lang, gingen de werkzaamheden in Waelestein van start. De eerste groep van ongeveer tien medewerkers begon op 4 januari 1965. De eerste weken werden vooral gevuld met de schoonmaak van het zojuist opgeleverde gebouw. Ook moest de inventaris op zijn plaats worden gezet, wat soms het nodige kunst- en vliegwerk vereiste. Zo konden tientallen bedden, matrassen, matrasdekken en kastjes – op de vijfde dag afgeleverd, toen de lift nog niet in bedrijf was – niet anders naar de achtste verdieping dan ze door het trappenhuis naar boven te hijsen. Op 1 februari, een half maandje voordat de eerste bewoners hun intrek namen in Waelestein, kwam de tweede groep personeelsleden: medewerkers voor de zorg, de keuken, de linnenkamer en de administratie.

Hoe werden die personeelsleden gerecruteerd? Bijvoorbeeld door bekenden thuis op te bellen en te vragen of ze in het bejaardenhuis wilden komen werken. Het overkwam een verkoopster en een kantoorbediende van het eerste uur. Ze voerden een sollicitatiegesprek met de directrice, werden aangenomen en kregen interne huisvesting op de koop toe. De verzorgenden die in Waelestein een baan kregen moesten snel op cursus om het ‘diploma helpende’ te halen. Anders mochten ze hun verzorgende taken niet uitvoeren.

Ze werden overigens ook wel ingezet voor de schoonmaak en voor werkzaamheden in de keuken. Dat laatste gold eveneens – op vrijwillige basis – voor enkele bewoners, die dagelijks het schort voor deden om grote bergen aardappels te schillen.

Waelestein was gesticht op initiatief van gereformeerde kerken en de band tussen huis en kerk was, vooral in de beginjaren, innig en sterk. Sollicitanten moesten van gereformeerden huize zijn, anders hoefden ze niet op een baan te rekenen. De stichting had Waelestein gebouwd om de bejaarde kerkleden goede huisvesting te bieden, dus aanvankelijk woonden er alleen gereformeerde 65-plussers. Ouderen van andere gezindten moesten op zoek naar een ander bejaardenhuis. Waelestein was populair; de wachtlijst bestond in de begin- tijd uit vijfhonderd tot zeshonderd personen.

‘Opnames’ liepen via het bestuur. Nadat de directie een potentiële bewoner thuis had bezocht en de aanvraag had voorzien van een urgentiecode (1, 2, 3 of 4), was het de taak van vier bestuursleden, de medisch adviseur en de directie om een besluit te nemen over de noodzaak van opname. Had een gereformeerde 65-plusser die hordes genomen, dan kreeg hij of zij een verzorgde oudedag in het populaire huis aan het Schulpplein. Een eigen inkomen was er niet meer bij, men moest het doen met wat zakgeld. In de eerste jaren na de opening ging het om 50 gulden per maand.

Langzaam maar zeker verliep het religieuze tij. De eis dat medewerkers van Waelestein lidmaat moesten zijn van een gereformeerde kerk, werd minder dwingend. Pastoraal werk, zoals in de eerste jaren, hoefden ze niet meer te doen. Maar het duurde nog tot 1996 totdat het bejaardenhuis een pastoraal medewerker in dienst nam. Vóór die tijd werd de zielzorg ook wel uitgevoerd door vrijwilligers. Gedurende een jaar of vijf-vanaf de opening in 1965 tot 1970- werd elke werk- dag in Waelestein geopend met gebed. De klad kwam erin toen het huis steeds meer medewerkers ging tellen met minder of geen gereformeerde achtergrond. Ook bewoners hoefden op een gegeven moment niet meer per se gereformeerd te zijn. Maar ondanks de gestage veranderingen behield de sfeer in Waelestein onmiskenbare trekjes van het ‘rijke gereformeerde leven’. Niet alleen door de invloed van het bestuur, dat de banden met de kerken altijd koesterde en in stand hield, maar ook door een activiteit als de week- sluiting. De weeksluiting werd door de jaren heen altijd trouw door de bewoners bezocht.

Toen Waelestein in gebruik werd genomen, was het een huis dat geheel en al voldeed aan de eisen van de tijd. In de jaren tachtig waren die eisen echter heel anders geworden. Bewoners en kandidaat-bewoners kregen meer en meer moeite met de geringe omvang van de appartementen. Leegstand – vooral van echtparenappartementen – was het gevolg. Er moest wat gebeuren om het tij te keren. Daarom werd het huis in de jaren 1989 en 1990 ingrijpend gerenoveerd. Aan de behoefte aan meer ruimte kwam Waelestein tegemoet door de appartementen anderhalf keer zo groot te maken. Tijdens de renovatie verbleven de bewoners in 136 wisselwoningen, die naast het huis – aan de zuidkant van het Waaltje – waren geplaatst. Maar de ‘grote operatie’ behelsde meer dan alleen een renovatie van het ‘oude’ pand. Naast het huis realiseerde Waelestein een nieuwe toren met woningen voor zelfstandig wonende ouderen. Toen stichtingsvoorzitter J. de Waard op 1 februari 1989 de eerste paal sloeg, sprak hij – doelend extra hulp zouden kunnen ontvangen uit op het gegeven dat bewoners van de serviceflat Waelestein – over een kwaliteitsverbetering van de zorg’.

Financiële tekorten – die tijdens de renovatie naar voren kwamen en Waelestein nog jaren zouden achtervolgen – en een competentie- strijd tussen het bestuur en de directie brachten het zorgcentrum in Charlois in roerig vaarwater. Overleven bleek in feite alleen mogelijk als er samenwerking met andere instellingen tot stand zou komen. Op 1 januari 1996 was het zover: Waelestein ging op in de Protestants Christelijke Stichting voor Ouderenzorg. Het bestuur sprak zijn bezorgdheid uit over de toekomstige identiteit van het huis, maar zag geen andere weg dan groen licht te geven voor de fusie.

Wat in ieder geval niet veranderd is, is de sfeer in Waelestein en de bereidheid van de medewerkers om zich met hart en ziel in te zetten voor de bewoners.

Waelestein wil zich in de toekomst ontwikkelen tot een ZORGDRAGER in een woonzorgzone. Momenteel is Waelestein bezig een Lange Termijn Huisvestingsplan op te stellen. Naast een analyse van de omgeving bevat dit plan een onderzoek naar de mogelijkheden tot renovatie of nieuwbouw van Waelestein. Ook de potentiële doelgroepen komen aan bod: op wat voor soort bewoners gaat het huis zich richten? Zullen dat bijvoorbeeld cliënten zijn die een bepaalde band hebben met de specifieke locatie, met Charlois en de Waalhaven?