De Burcht

Woonzorgcentrum De Burcht – voorheen rusthuis, vervolgens bejaardencentrum en daarna verzorgingstehuis – heeft verschillende keren in het brandpunt van de belangstelling gestaan. Niet alleen omdat het huis een van de eerste was met extramuraliseren, maar ook door een brand, het bezoek van een internationale delegatie en een veronderstelde illegale verbouwing. Een ontplofte televisie was op 7 september 1988 de oorzaak van een brand op de zevende verdieping van De Burcht. In totaal moesten 138 bewoners worden geëvacueerd. Paniek was er niet; de brandweer was de vlammen snel meester. Bijna een kwart eeuw eerder – in oktober 1965, kort na de opening van het huis in het Lage Land – trok De Burcht de aandacht van circa vijftig buitenlandse deelnemers aan een colloquium over ‘de huisvesting van bejaarden’. De ‘illegale verbouwing’ in 1973 – een verdieping met elf ‘bejaardenwoningen’ kreeg de bestemmingen ziekenafdeling en intensieve verzorging- bleek een storm in een glas water: van capaciteitsuitbreiding was geen sprake en toestemming van Den Haag was dus niet nodig.

De Burcht is een product van de vroege jaren zestig. Na de eerste paal – op 12 september 1962 geslagen door voorzitter Jac. C. Vos van de Stichting Gereformeerd Rusthuis Kralingen – en een bouwproces van twee jaar opende burgemeester Van Walsum het bejaardencentrum. Het gebouw, dat 3,9 miljoen gulden kostte, telde een verzorgingstehuis van drie verdiepingen (voor negentig bewoners) en, verspreid over de zeven verdiepingen daarboven, 161 woningen voor zelfstandig wonende bejaarden. De naam was gekozen aan de hand van gezang 96: ‘Een vaste burcht is onze God’.

Tijdens de feestelijke opening noemde Van Walsum de bouw van een bejaardentehuis in een geheel nieuwe stadswijk een experiment. Hij vroeg in verband daarmee aandacht voor de aanpassingsproblemen waarmee de Burcht-bewoners te maken zouden krijgen en sloot zijn toespraak af met de uitspraak: “Wat deze mensen nodig hebben is begrip en liefde.”

In het tehuis aan de Van Moorselplaats is vervolgens altijd veel begrip en liefde getoond. Maar dat was in de jaren daarvóór niet anders. De jaren dat bejaarden uit oostelijk Rotterdam terecht konden in de voorloper van De Burcht: het Gereformeerd Rusthuis Kralingen. Dit rusthuis opende de deuren op 14 juli 1932 en werd geëxploiteerd door de diaconie van de gereformeerde kerk te Kralingen. De diaconale commissie ‘belast met speciale rusthuiszaken’ had het huis, samen met een ‘comité van dames’, voor weinig geld geschikt gemaakt voor bewoning. Nadat de diaconie had besloten dat de leiding in handen zou komen van een directrice – en niet van een ‘vader’ en ‘moeder’ – ging mejuffrouw Felders als eerste het rusthuis runnen. De rest van het personeel bestond in de beginjaren uit een hulp in de huishouding, een dagmeisje, een keukenwerkmeisje, een werkster voor één dag in de week en een interne dienstbode.

Het rusthuis was gevestigd in een statig pand aan de Oostzeedijk. De diaconie kocht het huis van de gemeente Rotterdam. Achter het herenhuis lag een tuin, die tot het Boerengat reikte en zelfs was voorzien van een tennis- baan. Rond de hal – met fraaie klok en deels door een tapijt bedekte parketvloer – waren onder meer de bestuurskamer, een zitkamer voor de dames, een eetkamer en een ‘rook- kamer’ met gemakkelijke rieten stoelen voor de heren. Op de slaapzalen, gelegen op de eerste en tweede verdieping, waren als afscheiding tussen de bedden gordijnen aangebracht. Zo hadden de bewoners toch nog een klein stukje privacy. Het Kralingse rusthuis telde ook enige kamers voor echtparen, een ziekenkamer, een linnenkamer, een keuken en kamers voor het personeel.

Aan de Oostzeedijk was ruimte voor vijfendertig bewoners. Maar als gevolg van het Duitse bombardement in 1940 liep het aantal “In totaal werden bewoners op. opgenomen 11 patiënten, waarvan 4 voor 14 Mei, en 7 als gevolg van den ramp,” meldt het jaar- verslag van het eerste oorlogsjaar. “Deze over- bezetting bracht voor Directrice en personeel heel wat meer werk mee (…). Om iederen dag te zorgen, dat 42 menschen hun portie krijgen komt thans heel wat kijken. Ook het Rusthuis ontkomt niet aan de stelregel van ieder gezin: dat het sociaal wenschelijke nu wijken moet voor (het) economisch en financieel mogelijke. Met dank aan onzen God mogen we constateren, dat het ons tot op dit oogenblik, niet aan het noodige heeft ontbroken.” Toen het hart van Rotterdam op 14 mei 1940 veranderde in een rokende puinhoop en er ook brandgevaar dreigde op de Oostzeedijk, werd het rusthuis ontruimd en werden de bewoners naar het veilige Capelle aan den IJssel overgebracht. Het jaarverslag: “In een Gemeente Autobus, daartoe welwillend door de Directie beschikbaar gesteld, werden allen naar de behuizing van Broeder Vuyk gebracht, en liefderijk opgenomen en verzorgd.” Het rusthuis bleef gespaard en de geëvacueerde bewoners konden al snel terugkeren naar de Oostzeedijk. De jaren van nood en dreiging moesten toen nog komen. Maar, volgens een krantenartikel ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan van het rusthuis, was het gebouw ook een soort brandpunt van illegale activiteiten. Zo zou het onder meer hebben gediend als “onderduik-adres voor vele gezochten.”

Tijdens de viering van een kwart eeuw Gereformeerd Rusthuis Kralingen, in november 1957, maakte het bestuur melding van de plannen om een nieuw rusthuis te bouwen met honderd bedden voor zeventig pensiongasten en dertig chronisch zieken. De nieuwbouw – met alléén eenpersoonskamers – zou bij voorkeur moeten verrijzen in het hartje van Kralingen. “Midden in het Rotterdamse leven!” aldus een krant. “De bejaarden mogen niet de idee hebben, dat zij zijn uitgeschakeld. Zij moeten vooral in aanraking kunnen komen met de hedendaagse jeugd.” Overigens was, met het oog op de nieuwbouwplannen en het verkrijgen van subsidies, begin 1956 de Stichting Gereformeerd Rusthuis Kralingen opgericht. Deze nam het bestuur over van de diaconale rusthuiscommissie en leidde het huis wat losser van de gereformeerde kerk, al bleven de banden hecht.

Een nieuw huis in Kralingen is er niet van gekomen. Het bejaardencentrum verrees in de Prins Alexanderpolder, begin jaren zestig ook wel Alexanderstad genoemd, en kreeg daar een soort pioniersstatus in een gloednieuwe woonwijk. De Rotterdamse gemeenteraad ging in juli 1962 akkoord met de bouw door Patrimonium’s Woningstichting. Die corporatie verhuurde, nadat het huis ruim twee jaar later in gebruik was genomen, de flatwoningen, terwijl de Stichting Gereformeerd Rusthuis Kralingen het verzorgingsgedeelte van De Burcht exploiteerde. Later, in 1971, werd de Protestants Christelijke Stichting voor Bejaardenzorg De Burcht opgericht. De woorden gereformeerd’ en ‘Kralingen’ verdwenen, waarmee het bestuur, ook in de naam, duidelijk maakte dat de religieuze en geografische wortels losser kwamen te zitten.

In De Burcht kon alles. Mevrouw Veerman, tot 1989 jarenlang directrice van het huis, nam ook gerust onaangepaste of sterk vereenzaamde ouderen op. Mensen die niet welkom waren in andere huizen konden terecht aan de Van Moorselplaats. “Mevrouw Veerman was sociaal bewogen, een barmhartige Samaritaan,” aldus verschillende medewerkers en oud-bestuursleden. Dat gold ook voor het personeel; voor mensen die op de arbeidsmarkt moeilijk uit de voeten konden, had De Burcht wel een baantje.

Zo vervulde het huis in Alexanderstad in meerdere opzichten een maatschappelijke rol. Die rol is niet verloren gegaan, maar daarnaast is De Burcht vanaf begin jaren negentig meer gaan letten op kwaliteit. De scholing van medewerkers – er waren in die tijd twee gediplomeerde bejaardenverzorgenden kwam van de grond en de zorg werd veel professioneler aangepakt. Er verschenen protocollen (‘wat moet er gebeuren en hoe’), zorgdossiers met duidelijke medicijnlijsten en De Burcht kreeg activiteitenbegeleiding en verpleeghuisplaatsen. Een en ander hing samen met langzame maar zekere veranderingen in de populatie; de bewoner van de jaren negentig was in verreweg de meeste gevallen geen ‘pensiongast’ meer, maar een oudere met behoefte aan zorg.

Niet alleen de organisatie en de zorg ging op de schop, maar ook De Burcht zelf. Het gebouw zou aanvankelijk – in 1982 – worden uitgebreid met een vleugel van veertien verdiepingen, maar de politiek en de omwonenden verhinderden dat. Wat wel lukte was de verbouwing van de eerste vier verdiepingen van De Burcht in de vroege jaren negentig. De bewoners van de servicewoningen bleven tijdens de werkzaamheden op hun plek, maar die van het verzorgingstehuis woonden tijdelijk in Tuijnenburg te IJsselmonde (“net zo’n huis als De Burcht, alleen aan de andere kant van de rivier gelegen”). Na veertien maanden konden ze in augustus 1991 terugkeren naar hun grotere, moderne appartementen.

Maar de ontwikkelingen gaan snel. Ruim een decennium later staat De Burcht weer in de steigers. Nu om in het woonzorgcentrum het ZORGDRAGER-concept te realiseren.